INTERVIEWS
“De Musical, het boek”
Passages uit een interview met Hilde Scholten. (uitgever d’jonge Hond)
November 2010
regisseur Paul Eenens en choreograaf Daan Wijnands verklaren hun werkzaamheden nader
….Het is niet altijd makkelijk aan te geven waar regie ophoudt en choreografie begint en andersom. En dat komt niet in de laatste plaats doordat er naast choreografie, wat alleen dans betreft, ook nog zoiets bestaat als staging. Onder dit schemergebied tussen dans en choreografie valt de instudering van alle loopjes van de acteurs, die (nog) geen danspassen zijn.
Waar een regisseur het voortouw neemt en al veel op papier kan zetten voordat hij of zij de repetities in gaat, daar moet een choreograaf het juist hebben van het last minute werk in de studio. Daan Wijnands: ‘Als choreograaf ben je bij de start van een creatief proces degene met lege handen. Een auteur kan een script neerleggen en een componist kan muziek laten horen, maar als choreograaf of stager kun je nog niets concreets laten zien.
De regisseur geeft vaak aan welk nummer een groot dansnummer mag worden, en welk nummer een stagingnummer. Als die verdeling er is ga je aan het werk. In de ideale situatie heb je een studio met een assistent en ga je passen uitwerken. Die leg je vervolgens vast met de videocamera. En anders doe je dingen thuis in de huiskamer.’ ….
….Na zijn opleiding Jazztheater- en Showmusicaldans aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten kwam Daan Wijnands terecht bij Djazzex. Het dansen bij deze moderne jazzdansgroep legde de basis voor zijn latere werkzaamheden als choreograaf. ‘Wij werkten met een choreograaf die ons exact na liet doen wat hij zelf deed. En met een choreografe die als een soort dirigent voor ons stond en via de spiegel continu naar ons keek. Ze draaide zich vervolgens om en vroeg: “Wat deed je daar, ja dat is mooi. En kun je het nu ook linksom doen? En iets langzamer? En kun je dat weglaten?” Zo waren we ongemerkt samen iets aan het maken. Omdat we wisten waar een beweging vandaan kwam, konden wij als dansers volledig achter de choreografie staan. En de dingen die we deden lagen dichter bij onze eigen fysiek. Natuurlijk kun je niet democratisch werken met 14 man in een ruimte, maar kunt wel zoveel mogelijk samen proberen te creëren.’
Afhankelijk van het soort musical is muziek Wijnands’ grootste inspiratiebron. Maar net als Paul Eenens vindt hij dat er een inhoudelijke reden moet zijn om iets te doen. ‘Het is al zo raar dat iedereen in een musical ineens gaat dansen. Ik probeer dus altijd achter “het waarom” te komen. Waarom zou je namelijk bewegen?’
Als Daan Wijnands ideeën heeft begint hij de muziek uit te tellen en in te delen in een begin-, midden en eindstuk. Op basis daarvan bekijkt hij hoe de boog van begin tot eind interessant kan blijven. Ook bedenkt hij hoe de ruimte, het decor en de rekwisieten gebruikt kunnen worden. En pas helemaal op het eind komen de pasjes. ‘Als de basis deugt zijn die pasjes relatief makkelijk. En met pasjes is het net als met schilderen. De kleur rood bestaat al, het is alleen wat de schilder met die kleur doet. Het gaat mij dus niet om al die bestaande pasjes, maar om de vorm waarin je het giet en het idee van dat nummer. Dat bepaalt de originaliteit. In de tussentijd voer je continu discussies met jezelf. Aan de ene kant wil je de dansers uitdagen, maar je kent ook de kracht van less is more.’….
….Paul Eenens: ‘Met Jesus Christ Superstar wilde ik laten zien dat religie uitgehold is. ‘Het Onze Vader’, wat is dat nog waard? Weet iemand nog waar het over gaat? Zonder dat dat in het script staat, voelde ik dat ik wilde beginnen met een gebed. “Onze Vader Die in de Hemel zijt, Uw naam worde geheiligd; Uw Rijk kome; Uw wil geschiede op aarde zoals in de Hemel.” En daarna hielden we op. We besloten de tekst in loepzuivere gebarentaal over te laten nemen. Uiteindelijk wilde ik ernaar toe dat Maria, die door de hypocriete Apostelen gezien werd als zondaar en hoer, als enige het ‘Onze Vader’ kan afmaken. Daarmee was zij in mijn ogen de enige die trouw is gebleven aan Jezus en de enige die zijn erfenis doorgeeft. Daan Wijnands ging verder met die scène en besloot zuivere gebaren af te laten dwalen van de betekenis, zodanig dat ze letterlijk verzandden. Briljant. Daarmee kreeg de choreografie tot op het bot betekenis.
Later gebeurde nog zoiets. Ik wilde de verminking van Jezus laten zien en liet daarom een gevechtschoreograaf komen. Maar die uitwerking was verschrikkelijk. Op het moment dat we ons allemaal depressief afvroegen wat we met die scène aan moesten, liep Daan ineens naar het kruis in het repetitielokaal en sloeg er op. Wij keken hem niet begrijpend aan en Daan zei: “We moeten die man niet pakken, de man pak je door het symbool. Die verminking is niet interessant, ik vind dat we moeten laten zien dat we allemaal in staat zijn die man aan het kruis te nagelen.” Op zo’n moment krijgt choreografie een overlapping met regie, maar die sta ik volledig toe.’ ……..